Wanneer kan een knieprothese u helpen?

  • Als op de röntgenfoto duidelijke beschadiging van het kraakbeen in uw knie te zien is en u erg veel pijn hebt en/of als u niet meer goed kunt bewegen, bijvoorbeeld als u niet meer lang kunt lopen. Vaak komt dit door artrose. (Kijk  voor meer informatie over artrose en mogelijke behandelingen orthopedie.mumc.nl/artrose)
  • Als andere behandelingen, zoals het volgen van leefregels (gezond bewegen en zo nodig afvallen), fysiotherapie, pijnmedicatie en/of injecties de klachten niet voldoende verbeteren.
  • Als u een redelijke gezondheid heeft en nog wilt blijven bewegen.

Wat kunt u verwachten van een knieprothese?

Met een knieprothese kunt u dagelijkse activiteiten meestal goed doen, zoals wandelen, fietsen en het meeste (huishoudelijk) werk. Maar hurken, op de knieën zitten of zwaar lichamelijk werk lukt meestal niet met een knieprothese. Ook moet u er rekening mee houden dat u een kunstgewricht krijgt, dat altijd anders zal aanvoelen dan uw eigen knie.

Over het algemeen geldt dat hoe meer een prothese belast wordt, hoe groter de kans dat de prothese minder goed gaat werken. Een knieprothese is daarom niet geschikt om intensief mee te sporten of zwaar lichamelijk werk mee te doen.

Na tien jaar werkt de prothese nog goed bij ongeveer 95 van elke 100 patiënten, na vijftien jaar bij 90 en na twintig jaar bij 85 van de 100 patiënten.

Als u een knieprothese krijgt ná uw 65e levensjaar, is de kans groot dat de prothese de rest van uw leven meegaat. Bij jongere patiënten is vaker een vervanging van de prothese nodig.

U beslist: Wel of niet een knieprothese?

U maakt zelf de keuze voor het plaatsen van een totale knieprothese. Als u (nog) niet geopereerd wil worden, zijn er andere behandelingen, zoals fysiotherapie, pijnstilling door middel van medicatie of injecties en leefstijl-advies (zo nodig afvallen en gezond bewegen). Zeker als u jonger bent dan 65 jaar, is het belangrijk om het moment van operatie zo lang mogelijk uit te stellen. Daarmee wordt de kans groter dat u de rest van uw leven met één prothese uitkomt. Lees ook Liever nog geen knieprothese als u jonger bent dan 65 jaar.

Als u jonger bent dan 65 jaar, kunt u soms kiezen voor kleinere operaties aan de knie die ervoor zorgen dat plaatsing van een prothese (nog) niet nodig is. Dit kan zijn een operatie die het kraakbeen in de knie tijdelijk rust geeft (knie-distractie) of een operatie waarbij een afwijkende stand van het been of een letsel van de meniscus of kruisband wordt behandeld.        

Wat is een knieprothese en hoe wordt die geplaatst?

Totale knieprothese

Het gezonde kniegewricht (zie linker afbeelding hieronder) wordt gevormd door het onderste deel van het bovenbeen, het bovenste deel van het scheenbeen en de knieschijf. De botten van de knie kunnen soepel langs elkaar bewegen doordat glad kraakbeen de botuiteindes bedekt. Bij plaatsing van een totale knieprothese wordt het hele kniegewricht vervangen door een gewricht van metaal en kunststof. Een knieprothese bestaat uit twee metalen delen: één voor het bovenbeen en één voor het onderbeen. Soms wordt ook de knieschijf vervangen.

 

gezonde knie en knieprothese

Bij de operatie opent de orthopedisch chirurg de knie met een snee aan de voorzijde. Dan verwijdert hij/zij de gewrichtsvlakken met ongeveer 1 cm van de onderliggend botten (de uiteinden van het dijbeen en het scheenbeen). Daarna worden de twee metalen delen van de prothese met botcement op het dijbeen en op het scheenbeen vastgezet. Tussen de twee metalen delen komt een kunststof schijfje, zodat er geen contact is tussen de twee metalen delen. Eventueel kan ook nog een kunststofschijfje achter de knieschijf geplaatst worden. De kruisbanden en binnen- en buitenmeniscus moeten worden verwijderd. De overige banden en het kapsel worden na de operatie gehecht.

Kijk hier voor een algemeen  filmpje over het plaatsen van een knieprothese op de website van de Nederlandse Orthpaedische Vereniging en hier voor een  filmpje van de Attune knieprothese die de afdeling orthopedie van het MUMC+ momenteel gebruikt. 

Halve knieprothese

Bij sommige patiënten is maar een deel van de knie aangetast door artrose. Dan kunnen we een halve knieprothese plaatsen aan de binnen- of de buitenkant van de knie. Een halve knieprothese bestaat ook uit twee metalen delen (voor het onderbeen en het bovenbeen) en een kunststof schijfje daartussen. De eigen knieschijf en de kruisbanden blijven in de knie. De voordelen zijn dat bij de meeste patiënten de knie sneller herstelt. Doordat een deel van uw eigen knie nog gewoon werkt, is de functie van deze halve kunstknie ook vaak beter. Daarnaast is er ook een iets verlaagde kans op nabloeding en verstijving van de knie na deze operatie dan bij een hele knieprothese (voor meer informatie: zie bij complicaties hieronder). Als de artrose ook de rest van uw knie aantast, dan kan de halve knieprothese vervangen worden door een hele knieprothese.

Risico’s en complicaties

Bij de meeste patiënten verloopt de operatie zonder problemen. Toch is het belangrijk dat u weet welke complicaties kunnen voorkomen. Dit zijn:

  • Bloeding.

Het plaatsen van een totale knieprothese is een grote operatie en geeft altijd enig bloedverlies. Tijdens de operatie worden bloedingen door de orthopeed grotendeels gestelpt. Maar ook na de operatie kan er nog enig bloedverlies optreden. Dat veroorzaakt tot zes weken na de operatie een dik en stijf been. Dit is normaal bij deze operatie.

We noemen een bloeding pas een complicatie als u veel bloed verliest. In dat geval kan een bloedtransfusie nodig zijn.

  • Een stijve knie.

Een vaak voorkomende complicatie is langdurige stijfheid en pijn. De oorzaak van de stijfheid is ingroei van littekenweefsel langs de prothese. Dit kan gebeuren op plaatsen waar tijdens de operatie bot, kraakbeen of banden verwijderd werden. Door dit uitgebreide littekenweefsel (bindweefsel) kan een stijve knie ontstaan. U kunt de verstijving van dit littekenweefsel verminderen door meteen na de operatie met oefenen te beginnen.

  • Infectie.

Het risico op een infectie van de prothese is ongeveer 1% (1 op de 100 patiënten). Een infectie is in de meeste gevallen goed met antibiotica te behandelen. Als de infectie niet verbetert met antibiotica, moet u opnieuw geopereerd worden. Bij deze vervolgoperatie wordt de knie opengemaakt en schoongemaakt. Als zelfs deze operatie niet helpt, wordt de prothese verwijderd en uiteindelijk vervangen door een nieuwe prothese

  • Late infectie. Een infectie kan niet alleen direct na de operatie optreden.   Een prothese kan nog jaren na de operatie geïnfecteerd raken met   bacteriën die de prothese bereiken via uw bloedbaan. Daarom is het belangrijk om bij koorts of een infectie ergens anders in uw lichaam (bijvoorbeeld een ontsteking van uw kiezen of tanden, een steenpuist, een ontsteking van uw nagel, een wond met pus of een blaasontsteking) direct advies te vragen aan uw huisarts of orthopedisch chirurg. Indien noodzakelijk zal dan antibiotica gegeven worden (graag steeds in overleg met de orthopeed) of kan in uitzonderlijke gevallen een her-ingreep nodig zijn. Voor uitgebreide informatie over kijkt u op onze pagina Infecties.

 

  • Trombose en longembolie.

Bij de operatie kan een ader van uw onderbeen verstopt raken door een bloedprop (trombosebeen). Als deze bloedprop uit de ader loskomt en met het bloed meestroomt naar de longen, kan dit een longembolie veroorzaken. Dit is een verstopping van een van de bloedvaten van de longen, waardoor de longen schade oplopen.

Om te zorgen dat u geen trombosebeen of longembolie krijgt, gebruikt u 6 weken na de operatie elke dag een antistollingsmiddel (antitrombose-prikjes).

  • Vervroegde loslating van de prothese.

Loslating van de prothese is een natuurlijk proces, dat optreedt door een reactie tussen de prothese en uw botten. Als de prothese los gaat zitten, moet deze vervangen worden door een nieuwe (vaak grotere) prothese. We noemen dit een revisie-operatie. Bij ongeveer 15 op de 100 geopereerde patiënten is vervanging nodig binnen 15 jaar na het plaatsen van de eerste knieprothese. Loslating merkt u doordat u geleidelijk meer pijn krijgt aan uw knie.

  • Beschadiging van zenuw of bloedvat bij de operatie.

Omdat de bloedvaten en zenuwen van het been heel dicht bij het kapsel van de knie lopen, kan soms beschadiging van een zenuw of bloedvat ontstaan. Zo’n beschadiging maakt het herstel moeilijker. In het ergste geval kan zenuwletsel leiden tot een klapvoet.

  • Bij kwetsbare patiënten:

- Doorligplekken. Door bedrust en druk op de huid kunnen al binnen 24 uur na de operatie drukplekken (doorligplekken) ontstaan, vooral bij de hiel en het zitvlak (stuitje). Wanneer u op deze plekken pijn of een branderig gevoel merkt, meld dit dan bij de verpleegkundige. Door uit bed te komen of steeds anders te gaan liggen kunt u ervoor zorgen dat u geen drukplekken krijgt. De verpleegkundige of de fysiotherapeut informeert u over hoe u dit het beste kunt doen.

- Verwardheid (delier). Kwetsbare patiënten kunnen verward raken door de narcose, de pijnstilling en de operatie. Dit proberen we zo snel mogelijk te verbeteren met (aanpassing van) medicijnen en algemene maatregelen.

  • Blaasontsteking

Als u bij de operatie een blaaskatheter krijgt, kunt u een blaasontsteking oplopen. Om dit te voorkomen krijgen patiënten bij deze  operatie in principe géén blaaskatheter, behalve als het medisch noodzakelijk  is.

  • Ongemakken na de operatie:

Na de operatie heeft u pijn aan uw knie. U krijgt hiervoor al tijdens de operatie pijnstillers. Na de operatie vragen we u een paar maal per dag naar de pijn en passen zo nodig uw pijnmedicatie aan. Als u toch nog te veel pijn heeft, moet u altijd een verpleegkundige waarschuwen.

Door de narcose kunt u last hebben van misselijkheid,  moeilijke stoelgang of moeilijk plassen. We doen er alles aan om dit zo snel mogelijk te verhelpen.

Op de website van de afdeling anesthesiologie vindt u meer informatie over complicaties en bijwerkingen van de verdoving en over pijnbestrijding: anesthesiologie.mumc.nl/

Contact en informatie

Heeft u nog vragen? Dan willen we deze graag beantwoorden. U kunt ons bereiken via de polikliniek orthopedie op werkdagen van 8 tot 17 uur: 043- 387 69 00.

Websites:

orthopedie.mumc.nl/knie

anesthesiologie.mumc.nl/

mijnknieprothese.nl en zorgvoorbeweging.nl/knie (Nederlandse Orthopaedische Vereniging)

rookvrijookjij.nl

Sluit de enquête