Congenitale Scoliose - uitgebreide informatie over de operatie

Over de operatie, de voorbereiding en de periode daarna

Voorbereiding op de operatie:

Als met u (en uw kind) is besloten dat een operatie nodig is worden jullie  uitgenodigd op een speciaal spreekuur (kindercarrousel-spreekuur). Op dit spreekuur wordt uw kind na elkaar onderzocht door een aantal specialisten: de kinderlongarts, de kinderneuroloog, de anesthesist, de orthopedisch chirurg en de gespecialiseerde verpleegkundige. Soms  wordt er dezelfde middag een longfunctie-onderzoek (blaastest) uitgevoerd. De anesthesist geeft uitleg over de narcose en onderzoekt of er in de situatie van uw kind extra risico’s van de ingreep te verwachten zijn en hoe die kunnen worden aangepakt. Als er iets bijzonders gevonden wordt, wordt dit nog dezelfde middag met jullie besproken. Na dit spreekuur zijn de specialisten optimaal voorbereid op wat ze tijdens de operatie moeten doen.

Na het carrouselspreekuur kunnen  worden jullie verwacht op de kinderafdeling/PICU om vast kennis te maken met de afdeling. Zo kunnen jullie zien wat je bij de opname kunt verwachten.

De ziekenhuisopname

Je komt op verpleegafdeling B2, de kinderafdeling. Veel informatie over deze afdeling is te vinden op de kinderwebsite.mumc.nl . Op deze afdeling zijn ouders de hele dag welkom. Ook kan een van de ouders bij je in de kamer blijven slapen.

Neem de volgende artikelen mee naar het ziekenhuis:

  • een hemdje voor onder het tijdelijke korset en ruimvallende kleding
  • comfortabele schoenen (geen slippers) om makkelijk te kunnen oefenen met lopen
  • wat je verder nog moet meenemen, staat op kinderwebsite.mumc.nl/wat-neem-ik-mee.

De operatie

Een van de ouders mag met je mee naar de operatie-afdeling en bij je blijven totdat je slaapt. De operatie gebeurt altijd onder volledige narcose. Je krijgt daarvoor een infuus. Dat is een naaldje in je arm waardoor de anesthesist vloeistof en medicijnen kan geven. Als je al onder narcose bent, krijg je nog een of meer infusen, een slangetje in de blaas om de urine op te vangen en een neusslangetje om de maag leeg te zuigen. Van al deze dingen merk je dus helemaal niks. Tijdens de operatie krijg je ook pijnstillers (morfine) toegediend met een ruggenprik. Deze pijnstillers maken dat er minder verdoving nodig is en je prettiger wakker wordt.

De operatie bestaat meestal uit het verwijderen van misvormde wervels en het verstevigen van de wervelkolom. Omdat wervels rondom het ruggenmerg liggen, kunnen we niet makkelijk tegelijk bij de voorkant en de achterkant van een wervel komen. Daarom maken we twee operatie-snedes.

 

operatie voor congenitale scoliose via de voorzijde
operatie voor congenitale scoliose via de achterzijde

 Eerst maken we een snee in de zij. Door die snee kunnen we de voorkant van de misvormde wervel(s) goed bereiken en verwijderen.

Dan maken we een snee midden op de rug. Door deze snee verwijderen we de achterkant van de misvormde wervel(s). Daarna brengen we de wervelkolom in een zo recht mogelijke stand. We schroeven dan metalen staafjes aan de gezonde wervels boven en onder de verwijderde afwijkende wervels. Bij deze staafjes leggen we kleine stukjes bot van de verwijderende wervels. Deze stukjes groeien stevig vast aan elkaar en de naastliggende wervels. Zo zorgen we ervoor dat de wervelkolom weer stevig wordt na de operatie

Na de operatie

Direct na de operatie ga je naar intensive care-afdeling voor kinderen (PICU). Na ongeveer een dag ga je naar de gewone kinderafdeling. 

De eerste drie dagen na de operatie kunnen moeilijk zijn. Soms ben je misselijk van de narcose of de pijnstillers. Je darmen hebben tijd nodig om weer op gang te komen. Als het nodig is krijg je daar medicijnen voor. Verder heb je nog de infusen, de blaaskatheter en soms het neusslangetje in. Het laatste infuus en de  katheter worden na ongeveer drie dagen verwijderd. Daarna gaat het snel veel beter, ook omdat de darmen dan meestal weer goed op gang zijn. De pijnstiller die tijdens de operatie is toegediend, werkt nog ongeveer een halve dag na de operatie. Daarna krijg je een pomp met pijnstiller (morfine) die is aangesloten op je infuus. Je kunt jezelf daarmee pijnstillende medicijnen toedienen als het nodig is. De pomp is beveiligd, zodat je jezelf nooit teveel pijnstiller kunt geven. Bijna alle kinderen vinden dat de pijn op deze manier goed onder controle is.

De eerste dagen zal je veel in bed liggen, maar je mag bewegen zoals je wil. Een fysiotherapeut helpt je daarbij. De wond zal de eerste tijd wel pijnlijk aanvoelen, maar dat kan geen kwaad. Vergelijk het maar met een blauwe plek of een schaafwond: als je hem aanraakt doet het pijn, maar dat betekent niet dat er iets mis is. Het weefsel heeft gewoon tijd nodig om te herstellen en rustig bewegen is goed daarvoor.

Meestal kun je op de dag na de operatie geleidelijk rechtop gaan zitten en kun je op de derde dag uit bed. De fysiotherapeut komt dagelijks met je oefenen. De kinderarts en de orthopeed komen dagelijks kijken hoe het met je gaat. De verpleging helpt je om jezelf te verzorgen.

Rond de vijfde dag wordt op de gipskamer een tijdelijk korset voor je gemaakt. Dit is een soort body protector die je rug beschermt. Je hoeft hem alleen aan te doen als je actief bent. Vooral in situaties waarin anderen jou onbedoeld kunnen bezeren, zoals in een groep en in het verkeer. Gemiddeld heb je dit korset gedurende drie maanden na de operatie nodig.

Meestal kun je na vijf tot zeven dagen naar huis. Voor je gaat, wordt nog een röntgenfoto gemaakt.

Weer thuis

Als je weer thuis bent, vragen de volgende dingen aandacht:

  • Wond. De wond moet ter bescherming de eerste twee weken na de operatie met een grote pleister afgedekt blijven.

Hechtingen en zwaluwstaartjes (pleistertjes). De zwaluwstaartjes kunnen twee tot drie weken na de operatie geleidelijk verwijderd worden. Dat kunnen jullie zelf doen of laten doen bij de eerste controle. De oppervlakkige hechtingen in de huid lossen vanzelf op. Als je na drie weken nog last hebt van de knoopjes boven- en onderaan de wond, mag je ze afknippen.

  • Douchen mag zodra de wond gesloten is (meestal na drie weken). Een bad is toegestaan als de oppervlakkige hechtingen weg zijn en de wond volledig gesloten is (meestal na vijf weken). Zwemmen mag na drie maanden.
  • Vermoeidheid. In het begin zal je nog moe zijn: het herstel kost veel energie. Wissel bewegen en rust steeds af en neem regelmatig rust gedurende de dag. Let daarbij af en toe speciaal op je houding en balans. Zwaar tillen (meer dan vijf kilo) is de eerste maanden niet verstandig.
  • Naar school kan je zodra je conditie dit toelaat, meestal na drie weken. We adviseren je met een halve dag te beginnen en het geleidelijk uit te breiden.
  • (Brom-)fietsen of achterop zitten mag weer zodra het korset niet meer nodig is. Dit is meestal na drie maanden. Het zijn vooral andere verkeersdeelnemers die een gevaar voor je kunnen vormen. Een val of een botsing kunnen de vastgroeiende wervels beschadigen.
  • Sport. Je kunt na drie maanden tot één jaar weer starten met sporten. Dit kan zijn low impact fitness, zwemmen, hardlopen, rustig trainen met je elftal, maar geen wedstrijden in contactsporten zoals voetbal of hockey of vechtsporten. Je behandelaar zal met je bespreken wanneer je meer kunt doen en of contactsport voor jou weer mogelijk is. Dit is afhankelijk van de soort operatie.
  • Fysiotherapie is meestal niet nodig. Soms kan een fysiotherapeut je helpen om weer vertrouwen te krijgen in je lichaam of je rompbalans te hervinden.

Wanneer moet je ons waarschuwen?

Ondanks alle zorg rondom de operatie kunnen er thuis soms complicaties optreden, zoals:

  • de operatiewond gaat lekken
  • de operatiewond wordt rood en dik
  • de operatiewond gaat pijn doen
  • koorts van 38,5o C of meer
  • verschijnselen die anders zijn verwacht en waar je je zorgen over maakt.

Als je een of meer van de bovenstaande verschijnselen hebt, moet je altijd contact opnemen met het ziekenhuis:

  • maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 17 uur bel je de polikliniek Orthopedie: 043 – 387 69 00.
  • ’s avonds, ’s nachts en in het weekend bel je naar de receptie van het Maastricht UMC (043 – 387 65 43) en vraag je naar de dienstdoende orthopeed.

Controles

Na de operatie zien we je op vaste tijden terug in de polikliniek: na twee weken, acht weken, vijf maanden, een jaar, twee jaar en vijf jaar. Meestal worden er dan ook röntgenfoto’s gemaakt

Risico’s en mogelijke complicaties

Elke operatie brengt risico’s met zich mee. We doen er alles aan om de risico’s te verkleinen en complicaties te voorkomen. Hieronder volgt uitleg over welke risico’s er zijn en hoe we ze zo klein mogelijk houden.

  • Bloedtransfusie. Tijdens de operatie wordt je eigen bloed uit de operatiewond opgevangen,  gezuiverd met behulp van een apparaat  en weer direct via het infuus aan je teruggegeven. Als er onvoldoende eigen bloed opgevangen kan worden, kan het nodig zijn een bloedtransfusie met donorbloed te geven (ongeveer 10 tot 20 procent van de operaties).
  • Beschadiging van een huidzenuw. Daardoor kan tijdelijk of blijvend een dof gevoel in een gedeelte van de huid rond het litteken ontstaan.
  • Litteken. We besteden veel zorg aan het hechten, maarbij sommige kinderen wordt het litteken wat breder dan bij anderen.
  • Her-operatie. Bij 5 tot 10 procent van de operaties is na een tijdje een kleinere tweede operatie nodig omdat de wervels niet stevig aan elkaar vergroeid zijn (pseudo-artrose), omdat er een breuk is opgetreden in een staaf of omdat er haakjes of schroefjes hebben losgelaten en klachten geven.
  • Slijtage. Omdat het niet-geopereerde deel van de wervelkolom na de operatie zwaarder belast wordt  bij buigen en draaien, is op latere leeftijd de kans op vervroegde slijtage in dat deel van de wervelkolom wat vergroot.

Zeldzame complicaties

Zeldzame complicaties die kunnen voorkomen zijn:

  • Infectie van de wond. Om het risico op infectie zo klein mogelijk te maken, wordt  in een speciale operatiekamer gewerkt en wordt tijdens en direct na de operatie antibioticum toegediend in het infuus. In ongeveer 1 procent van de gevallen raakt de wond toch geïnfecteerd. Dan worden extra antibiotica toegediend en moet je soms langer in het ziekenhuis blijven. In heel ernstige gevallen (zeer zeldzaam) moet opnieuw geopereerd worden om de wond schoon te maken.
  • Schade aan het ruggenmerg of de zenuwen. Midden door de wervelkolom loopt het ruggenmerg. Dat is een bundel zenuwen die vertakkingen heeft naar je hele lichaam. Omdat bij de operatie aan de wervelkolom gewerkt wordt, kan in zeer zeldzame gevallen beschadiging van het ruggenmerg of een zenuw optreden. We controleren tijdens de hele operatie voortdurend de werking van je zenuwen (neuromonitoring), zodat we meteen kunnen ingrijpen als er iets mis zou dreigen te gaan. Dit zorgt ervoor dat schade van het ruggenmerg bij deze operatie bijna nooit meer voorkomt. Een beschadiging van het ruggenmerg kan leiden tot gevoelloosheid of verlamming van armen of benen of verlies van controle over de blaas of darmen.
  • Trombose ( bloedstolsels in de aderen). Hoewel trombose  bij kinderen zeldzaam is,wordt meestal tijdens de operatie antistolling gegeven. Deze antistolling heeft geen invloed op de wondgenezing.

Contact

Als je na het lezen van deze informatie nog vragen hebt, dan beantwoorden we die natuurlijk graag. Je kunt je vragen stellen als je op de poli bent, of telefonisch contact opnemen  met het scoliose-team: 043 - 387 15 61. We zijn het best te bereiken van maandag tot en met donderdag 8-17 uur.

Websites, filmpjes en folders

Op de volgende websites is informatie te vinden over scoliose, het ziekenhuis of de afdelingen:

Sluit de enquête